“Mevrouw, kun u uw dochter vandaag iets vroeger van school halen? We zouden graag iets bespreken. Hoe is uw dochter thuis? Op school gedraagt ze zich voorbeeldig, maar ze heeft geen vriendjes en we hadden aanvankelijk het vermoeden dat ze niet kon spreken. Wanneer u haar komt ophalen, is het een klein spraakwatervalletje. Misschien is ze gewoon erg verlegen, maar als schoolteam maken we ons toch wat zorgen.”
Na het gesprek op school gingen we toch even nadenken over wat er thuis ook niet bijster vlot liep. Onze dochter was toen vier jaar oud. Elke ochtend hadden mijn man en ik er voor het werk al een gevecht opzitten, enkel en alleen al om haar aan te kleden. Tandenpoetsen was een ‘no go’ en bij het kammen van de haren werd ze hysterisch. Verder vonden wij haar vooral een erg verstandig klein ding waarmee we best ‘grote’ gesprekken konden voeren. Het was ons eerste kind en wij dachten dat die oorlogsmomentjes bij het ouderschap hoorden. We besloten hulp te zoeken. We doorliepen netjes het hele diagnoseproces met speltherapieën, ouderinterviews, intelligentieonderzoek; kortom de hele batterij aan testen.
Uiteindelijk kregen we, iets minder dan twee jaar later, hét diagnosegeprek. Dat we te horen kregen dat onze vijfjarige dochter autisme had, was niet echt een verrassing. We wisten immers dat autisme in de familie zat. Een beetje gelaten zaten we dus, voor de -tigste keer, in de wachtzaal te wachten op het etiketje dat we nodig hadden om de nodige ondersteuning op school te krijgen. “Uw dochter heeft autisme, is hoogbegaafd, hypersensitief en heeft geen gevoel van basisveiligheid buiten het kerngezin.” Ik hoor het allemaal aan; no surprises.
Maar dan…
“Het spijt me dat ik jullie dit moet zeggen, mama en papa, maar uit de sessies met jullie kind is gebleken dat ze erg depressief is. Ze vertelde de therapeut dat ze eigenlijk liever een sterretje wilde zijn.” Stop. De. Tijd. Mijn lieve, mooie, slimme meid wilde dood… Dat was de enige oplossing die ze voor zichzelf zag. Rewind. Ik kan me nu niet meer herinneren wat er verder in dat gesprek werd gezegd. Ik had een soort ‘out-of- body experience’. Ik kon enkel nog aan mijn kleine meisje denken en wilde haar liefst terug veilig in mijn buik stoppen, weg van alles en iedereen. Ongeloof, verdriet, schuldgevoelens, ze overspoelden me één voor één. Hoe kon ik dat nu niet gemerkt hebben? Was ik teveel bezig geweest met die job, die status, in combinatie met mama zijn? Ik stond op dat moment zelf ook op het randje van een nieuwe burnout. Maar dat ons kind, ons kind waarvoor we drie jaar lang IVF achter de rug hadden, zich zo slecht voelde dat ze dood wilde. En dat wij dat niet eens door hadden? Dat blies ons omver, dat hadden we nooit gedacht. We wisten niet eens dat een kleuter zo een zware depressie kon hebben. Tussen mijn gedachten door hoorde ik de dokter vragen: “Wat denkt u?” (Ze bleef de vraag herhalen want ik was helemaal niet meer aan het luisteren.) “Wat denkt u, mevrouw? We kunnen haar laten opnemen in een mama-kind unit. Dan kan ze samen met u herstellen en dan kijken we erna verder hoe we met het autisme aan de slag gaan.” “Maar ik heb nog een kind thuis!”, hoor ik mezelf zeggen. “En hoe leg ik dit uit op mijn werk?” (ik ploeterde dan al tussen de burnouts verder). “Ja mevrouw, maar u bent echt de enige die de basisveiligheid bij uw kind kan herstellen, dus misschien is het beter dat u even helemaal stopt met werken. Dan kan ze thuis blijven in uw zorg en behandelen we de depressie ambulant.” Mijn man reageerde hierop dat we dit even thuis onder vier ogen moesten bespreken en alles laten bezinken. Een held, die man van mij!
Thuiskomen, praten, roepen, schreeuwen, verwijten over en weer. “We hebben toch geen keuze? Jij blijft gewoon thuis, schat.” Say what? “Jij blijft gewoon thuis?” Ik had best een mooie job, zo eentje waarmee je op obligate familiefeestjes kunt uitpakken. Met twee inkomens hadden we ook een lekker ruim budget. Kunnen we dat wel aan als gezin? Wat zullen ‘de mensen’ zeggen? Ik haatte het. Mijn ego nam even de bovenhand: “En ik dan? Wat met wat ‘ik’ wil?” Uiteindelijk hebben we een dag later beslist dat ons kind voor het eerst in haar vijfjarige leventje écht op de eerste plaats kwam. Ik onderbrak mijn loopbaan (nu al 2,5 jaar) en ik geef thuis en op school de nodige ondersteuning aan mijn kind(eren). En mijn ego? Dat liet ik achter in de inzamelbak samen met de ‘kriebelkleren vol leuke strikjes en knopen’ die mijn dochter teveel prikkels bleken te geven.
Ik zie het misprijzen van sommigen uit mijn omgeving vaak. Voor hen ben ik laag gevallen toen ik 2,5 jaar geleden besloot het advies van de dokter te volgen. Ik hoor de vragen ‘en ben je nu terug aan het werk?’ wekelijks. Ik wil dan schreeuwen: ik ben niet gestopt met werken, ik werk keihard. Als mijn dochter ’s ochtends de klas durft binnenstappen en de dag zonder crisis op school doorkomt, dan gingen daar uren werk aan herkaderen en voorspelbaarheid creëren aan vooraf. Wanneer ze van school thuiskomt, begint dat hele proces gewoon opnieuw. ELKE DAG OPNIEUW. Deze rol kunnen opnemen, de zorg voor mijn kind zelf in handen nemen, ondanks de egodeuk, ondanks de financiële gevolgen, het is het waard. Het is WAARDEVOL; veruit de meest waardevolle job ooit. Mijn professionele leven staat dan wel ‘on hold’; maar als mijn kind, dat eigenlijk liever wilde sterven, zegt: “Mama, ik heb een geheim. Ik ben lekker mezelf en ik ben gelukkig”, wel: daar kan geen enkele bonus of dure vakantie tegenop.
SOFIE
Een heel goed besluit! Werk is maar werk! Ik ben daar heel anders in gaan staan sinds ik een kind heb.
Het enige wat ik kan denken is, wat een ontzettend liefdevol besluit. Uit ervaring en met een groot gedeelte van de beschreven diagnoses. Kan ik je vertellen dat jullie dochter over een paar jaar niets dan dankbaarheid zal voelen, dat is wat ouderschap het ouderschap maakt. Je hebt meer dan de juiste keuze gemaakt en weet zeker dat zij gaat opbloeien tot een volwassene met gaven in plaats van beperkingen. Veel liefs
Wauw wat een verhaal! De liefde voor jullie kinderen straalt er vanaf. Wat zijn jullie een toppers!