Zoals het bij vele gezinnen zal gaan, wordt papa gewekt met een heerlijk ontbijtje op bed, gevolgd door een overload aan tekeningen en zelf geknutselde kadootjes. Ik kijk naar hem en met name naar de indrukwekkende wond op zijn schouder. Een paar dagen geleden is Richard voor de derde keer geopereerd aan zijn schouder. Bij het zien van die wond, moet ik op slag denken aan twee jaar geleden. Hoe het toen maar weinig scheelde of we hadden nooit meer vaderdag kunnen vieren…
Schrik
Het is een heerlijke zomerse donderdagmiddag en ik hang languit op het houten bankje in onze achtertuin. Mijn favoriete plek, vooral aan het eind van de dag. De zon is er dan nog volop, maar niet meer zo sterk en ik vind dat altijd het fijnste zonnetje: de namiddagzon. Die gloeit heerlijk op je gezicht, niet te warm, niet te koud, gewoon lekker. Ik geniet van mijn zeldzame rustmoment. Dan gaat de deurbel. Dat moet Richard zijn die van zijn werk komt. Hij is wat aan de late kant en dat niet alleen, hij heeft toch een sleutel? Waarom belt hij dan aan? Lichtelijk geïrriteerd (omdat ik net zo lekker in het zonnetje lag en dit soort rustmomenten al zo sporadisch voorkomen) loop ik naar de voordeur. Ik zwiep hem open. “Je hebt toch een sleutel!”, roep ik bits. “Waarom bel je da…” En dan stokt mijn adem. Voor me staat niet mijn echtgenoot. Nou ja, het is hem wel, maar het is hem ook níet. Schaapachtig kijkt hij me aan, alsof hij me wel ziet, maar niet herkent. Zijn hoofd is bebloed, zijn linker arm hangt in een positie die niet natuurlijk is en wanneer hij wat probeert te zeggen, komen er alleen maar onsamenhangende klanken uit. Dan begint hij te huilen en loopt naar binnen. Hij probeert te vertellen, maar zijn zinnen zijn incoherent en zijn mond hangt scheef. Het eerste wat in mij opkomt is: beroerte! Het is er zó ingepeperd tijdens de EHBO cursussen, de drie herkenningssignalen: 1-scheve mond, 2-wartaal, 3-lamme arm. Mijn EHBO-instinct kickt dan ook onmiddellijk in. Stel het slachtoffer gerust, bel 112. En dat doe ik. Ik zet mijn verwarde echtgenoot op de bank alsof hij een kind is en ik zijn moeder en bel de alarmlijn.
Naar het ziekenhuis
Binnen tien minuten arriveert een solo-ambulance. De broeder neemt de zorg van me over en geeft Richard een infuus. Daar zou hij van op moeten knappen, maar het doet vrij weinig. De broeder deelt mijn ongerustheid en belt de meldkamer voor een ‘echte’ ambulance. Ondertussen proberen we erachter te komen wat er gebeurd is. We vermoeden dat Richard gevallen is met de scooter, mede omdat de scooter ook in de kreukels ligt. Maar de toedracht blijft onbekend. Richard herinnert zich niets. Op iedere vraag die hem gesteld wordt, antwoordt hij huilend: “Weet ik niet…” Dan komt Nouri binnen met zijn vriendje van twee huizen verderop en vraagt nieuwsgierig: “Voor wie is die ambulance?” Met het idee dat het voor de buurman is. Onze buurman is een heuse pechvogel en is wel vaker ‘afgevoerd’ met de ambulance. Maar dan ziet Nouri zijn gehavende vader en maakt onmiddellijk het optelsommetje. Zijn gezicht verandert van onbevangen naar zorgelijk en ik zie de paniek in zijn ogen. Ik heb met hem te doen, want hij is al zo gevoelig. Maar tijd om te troosten heb ik niet, want inmiddels is de tweede ambulance ook gearriveerd. Na een korte overdracht tussen de broeders, nemen ze Richard mee. Bizar om je echtgenoot op een brancard de ziekenauto in te zien gaan. Ik kijk naar Nouri en probeer me voor te stellen wat er door hem heen moet gaan. Arme knul.
Onderzoeken
De exacte plaats waar het gebeurde, is duidelijk herkenbaar: er ligt olie op de straat en her en der liggen brokstukjes van de scooter. De plek is nog geen tweehonderd meter bij Richard zijn werk vandaan. En eindelijk weet ik wat er gebeurd is. Richard is bij het nemen van een binnenbocht een stukje over het voetpad gereden. En daar zit meteen het euvel: meerdere stoeptegels liggen los en één steekt gevaarlijk omhoog. Daar is Richard in volle vaart met zijn voorwiel tegenaan geknald en abrupt over de kop geslagen. De man en vrouw die het hebben gezien, krijgen er nog kippenvel van. Ze dachten dat hij dood was, zo’n lelijke smak maakte hij. Vooral ook omdat het om een snorscooter gaat en Richard dus geen helm droeg. Deze twee mensen zijn toen onmiddellijk gestopt om eerste hulp te verlenen, maar Richard krabbelde zelf alweer overeind en wilde niets met deze mensen te maken hebben. Hij stapte gewoon weer op zijn scooter en is naar huis gereden. Meerdere keren hebben ze hem gemaand te blijven liggen en wilden ze de ambulance bellen. Maar hij wilde niet. Raakte zelfs geagiteerd. En dus hebben ze hem maar laten gaan. Daarna heeft het voorval de hele dag in hun hoofden gespookt: hoe zou het met die vent zijn die over de kop vloog? Fijn dat ze gereageerd hebben op de oproep. Zij duidelijkheid en wij duidelijkheid.
Het hele voorval heeft echter wel een flinke staart. Want inmiddels zijn we twee jaar verder, maar kwakkelt Richard nog altijd met zijn gezondheid. Zijn schouder is nooit meer volledig hersteld en de klap op het hoofd heeft ook sporen nagelaten. Zo heeft Richard nog regelmatig hoofdpijn, is zijn geheugen niet meer zo scherp als het was en kampt hij met concentratieproblemen en soms zelfs stemmingswisselingen. Afgelopen donderdag is hij voor de derde keer geopereerd aan zijn schouder. De laatste poging om zijn schouder goed te krijgen, want anders moet hij (gedeeltelijk) worden afgekeurd. Dat is het nadeel wanneer je met je handen werkt: als je lichamelijk iets krijgt, dan ben je het bokje. Dat gezegd hebbende, hij ís er nog! Nu ik hier op bed zit op deze vaderdag en observeer hoe veel liefde we voor elkaar hebben, realiseer ik me dat we in onze handen mogen knijpen. De kinderen hébben in ieder geval nog een papa. Want man-oh-man hoe anders had dit kunnen aflopen?