Met poppen spelen heb ik nooit gedaan. Voor baby’s had ik ook weinig interesse, ik vond ze wel schattig, maar ze deden me niet veel. Maar zélf moeder worden en een baby krijgen is daarentegen altijd mijn állergrootste wens geweest. Jarenlang heb ik daar over gefantaseerd. Hoe zal hij of zij eruit gaan zien? Wat zijn leuke namen? Ik kon me er al helemaal op verheugen om trots rond te lopen met mijn kind. Ik was er van overtuigd dat ik de beste moeder ever zou worden! Maar wat ben ik van een koude kermis thuisgekomen…
Ik ben een trotse mama van een zeven maanden oude zoontje. Wat was ik opgelucht en blij toen Stanley geboren was. Na de geboorte werd hij meteen op mijn buik gelegd, ik wist me er geen raad mee. Volgens mijn vriend begon ik hem hard te aaien alsof ik een hondje aan het aaien was. Beetje raar maar je moet toch wat! Ietwat onwennig en onzeker kwamen we thuis. De kraamhulp legde een hoop uit. Al ja-knikkend had ik eigenlijk geen idee waar ze het nou allemaal over had. Zodra zij de deur achter zich dichttrok is vrijwel direct mijn obsessieve bezorgdheid geboren. Jawel hoor; wees welkom obsessie! Slapen lukte niet meer, uit angst dat ik misschien tekort zou schieten als moeder. Ik moest natuurlijk wel even checken bij élk zuchtje en steuntje of hij nog wel ademde.
Deze beginperiode voelde ik mij meteen al niet happy, maar ik ging er vanuit dat het beter zou gaan met de tijd en dat vermoeidheid, naast de gierende hormonen, de boosdoener was. Ik was continu bang dat ik het moederschap fout deed. Deze gedachten vraten aan me en ik voelde mij verdrietig. Ook had ik geen klik met mijn kraamhulp. Borstvoeding geven vond ik verschrikkelijk en het dagelijkse bloedbad was ik ook al snel spuugzat. Laat staan de ‘theatervoorstelling’ hechtingen checken, ja daar beneden…. “Koekje erbij?” Wat een grensoverschrijdend gedoe zeg. Zat was ik het! Al gauw kwam ik in een negatieve spiraal terecht en kon ik maar weinig genieten van mijn kindje. Elke ochtend dacht ik: “Hoe overleef ik deze dag weer? Ik moet nog helemaal een voedingstorentje vullen met babyvoeding… (ja hélemaal) en een babywasje doen… En
ik moet nog 100 andere dingen regelen.” Hoe belachelijk het ook klinkt, het was echt too much allemaal. Doordat het teveel werd kon ik alleen maar bezig zijn met de dingen die ik mezelf opgelegd had en waarvan ik dacht dat die bij het moederschap hoorden. Acteren kon ik als de beste, want stel je toch eens voor dat anderen zouden zien dat ik me doodongelukkig voel, dat kan toch niet! “Je hebt een baby, dit wilde je toch? Dan moet je blij zijn en niet zeuren. Het hoort er nou eenmaal bij, hup doorgaan aansteller!”, sprak ik mezelf toe.
Het ging steeds slechter met me, maar alsnog maakte ik mijzelf wijs dat deze rollercoaster aan emotie-explosies er nou eenmaal bij hoorde. Mijn obsessieve gedrag werd erger, naast dat ik extreem overbezorgd was voor mijn zoontje eiste ik ook van mijzelf dat het huis spik en span moest zijn. Daarnaast moest ik ook een goede vriendin zijn en moest er elke dag een versgekookte maaltijd klaarstaan en dan het liefst stipt om zes uur s’ avonds. En om half 12 ‘s avonds nog even boenen tussen de voedingen door was ook geen uitzondering. Ik was met niks anders bezig dan babyluiers, voedingen, (nutteloos) schoonmaken en mezelf wijs maken wat ik nog allemaaaaaal moest doen. Ja, want alle moeders kunnen dat. Toch!? Daarnaast was ik ook nachtenlang wakker omdat Stanley last van reflux had. Soms klonk het alsof hij stikte en zaten we al gauw weer op de spoedpost. Daarnaast had hij ook last van een nekwerveltje en een voorkeurshouding. Er bleef geen tijd meer over om te ontspannen, want nu moest ik ook nog naar de kinderarts, manuele therapie en een fysiotherapeut. Ik maakte me continu zorgen en raakte gestresst. Hoe passen deze dingen óók nog in mijn dagindeling?
Eind augustus had ik al een flink slaaptekort opgebouwd wat resulteerde in een ongeluk. Ik viel van de trap met mijn zoontje in mijn armen. Met bloedende knieën zat ik onder aan de trap, mijn zoontje was godzijdank ongedeerd. Mijn vriend stormde naar beneden en zei: “Jij gaat NU een dokter bellen.” Ik ging direct weer verder in mijn oude zombie patroon: “Nee hoor, niks aan de hand!” en liep naar de keuken om een flesje klaar te maken. Ook verzon ik dat de leuning ‘los’ zat en ik daarom viel. Maar nee, mijn vriend stond erop. Dezelfde dag kon ik nog bij de dokter terecht en heb ik voor het eerst opgebiecht hoe ik mij voelde. Al gauw kwam de conclusie dat ik depressief was. Voor ik het wist was ik opgegeven voor een psycholoog en slikte ik anti-depressiva. Dit was dan ook geluk bij een ongeluk want het balletje ging nu eindelijk rollen. De weken erna waren zwaar. Ik had veel verdriet, het beestje had nu een naam. “Maar waarom heb ik dit nou weer?”, dacht ik. Alles bleef loodzwaar maar de medicatie kickte na ongeveer drie weken in waardoor mijn gemoedsstand wat beter gereguleerd werd. Ook mijn verloskundige was nog langs geweest ter ondersteuning. Het was goed om er samen over te praten. Het vervelendste vond ik nog om alles op te biechten aan werk en mijn naaste mensen. Ik was bang voor onbegrip en bang wat iedereen van mij zou vinden. Gelukkig ging mijn werk er heel professioneel en lief mee om. Ook mijn omgeving heeft lange tijd niks geweten, slechts vermoedens, maar ik was het zat om maar te doen alsof. Ik zei altijd dat het goed ging terwijl ik op mijn tandvlees liep. Acteren is vermoeiend en het was fijn dat zij nu wisten hoe het écht met mij ging. Aan de buitenkant zie je niks, dit geeft een vertekend beeld, uiteindelijk kan je alleen jezelf helpen door het je omgeving te vertellen. Ik ben mijn vriend en moeder heel dankbaar. Zonder hun zou ik niet weten hoe ik het vol moest houden.
Na meerdere sessies bij de psycholoog gaat het een stuk beter met mij. Ik krijg meer vertrouwen in mijzelf en een beter inzicht op mijn eigen gedrag. Het hóeft niet perfect. De stofzuiger en dweil hoeven niet elke dag door het huis heen. En als het een beetje rommel is of het eten wat later klaar is ben ik geen slechte moeder. Als ik even losgeweekt ben van mijn mannetje is dat ook niet slecht. Ik mag ook mijn eigen dingetjes doen. Af en toe is het nog wel een strijd in mijn hoofd, maar ik kan het beetje bij beetje los laten. Ik leer wanneer ik rust moet nemen en hoe ik grenzen moet stellen. Ik ben er nog niet, maar ik ben bezig met herstellen en ik ga hier 100x beter uit komen! Voor iedereen die nu een postnatale depressie ondergaat kan ik alleen maar zeggen: het is zwaar maar er is licht aan het eind van de tunnel. Zorg dat je gauw hulp krijgt, je erover praat en schaam je niet! Wees lief voor jezelf en klamp je vast aan alle kleine geluksmomentjes, je beleeft er vanzelf weer meer. Het komt goed… Zélfs als je geen poppenmoeder bent.
SHARON