Ik werd dé hippe, slanke, nooit vermoeide, joggende, feestende, coole jonge mama. Uhhh, niet dus…

| , ,

Toen ik zwanger was had ik een prachtig beeld van mezelf als moeder. Nee, eigenlijk daarvoor al. Ik werd dé hippe, slanke, nooit vermoeide, joggende, feestende, coole jonge mama. En over de invulling hiervan had ik mijn ideeën al klaar. Ik werd een meester in opvoeden. Alles onder controle. Als mijn kind zou janken en alles bij elkaar zou krijsen in de supermarkt (wat mijn kind trouwens sowieso al niet zou doen), dan wist ik precies hoe hier mee om te gaan. Andere moeders zouden al fluisterend in de supermarktgangen, met hun wagen vol cola, zakjes chips en fruitella’s (dat krijgt mijn kind dus écht niet) jaloers aankijken hoe ik mijn kind binnen 10 seconden stil krijg. “Wauw en ik hoorde dat ze gisteravond ook nog met haar vriendinnen op stap was. Hoe doet ze dat toch”. Deze moeder ben ik dus niet geworden. 

Hier ging het allemaal helemaal verkeerd:

1.       Laten we beginnen met het “ik ga gewoon nog elke week stappen hoor”-verhaal. Dat werd één keer per kwartaal. En als ik dan al ging was ik A. na twee wijntjes al van de kaart en B. om half 10 al doodmoe (en nee dan zijn de kroegen inderdaad nog niet eens open). Trouwens, katers terwijl je voor een baby moet zorgen, pure horror! 

2.       Potjes. Nee joh, mijn kind krijgt alleen maar vers eten. Ik ga de hele week lekker staan kokkerellen met zo’n prachtige baby machine. Totdat de dokter van het consultatiebureau zegt: “Nu mag ze naast groente ook aardappelen of rijst en ze mag er vlees of vis bij. Maak je het zelf?” “Ja.”, antwoordde ik. “Oké vergeet dan de boter niet, en het is belangrijk dat ze heel, heel, heel (oke, ze zei maar één keer heel) gevarieerd eet. Elke dag iets anders”. En dat was het dan. Een enkeltje naar de supermarkt. Potjes inslaan. Ergens had ik voor mijn gevoel gefaald, maar ik had een excuus. Ik kon het goed praten voor mezelf. Dit zou tijdelijk zijn, totdat ze met de pot mee kon eten. Dan at ze weer vers. Ik hoef vast niet te vertellen dat we nog steeds vaste Olvarit klanten zijn. 

3.       Houten speelgoed. Dat is het enige speelgoed wat ons huis binnenkomt. Want het is gewoon prachtig. Al die felle lelijke gekleurde (paars, ik haat paars) geluidmakende herrieschoppende babyspeeltjes komen er niet in. Uhuh. 

4.       Ik word een enorme fitmom. Hardlopend achter de buggy. Of voor een uurtje een oppas zodat ik even kan gaan rennen. Hahahahahahahahahahahahahahahaha. 

5.       Wauw, laten jullie je kind je mobiel vasthouden? En er spelletjes op doen? Ze hebben toch zelf (mooi houten) speelgoed. Ik zou dat echt nooit doen. Sophie is negen maanden. En nee, ze speelt nog geen spelletjes, maar is wel de nieuwe eigenaar van mijn gloedjenieuwe iPhone 10. Dus. En van de afstandsbediening. Maar hé, door deze twee apparaten op een afstandje van Sophie te leggen heeft ze wel leren kruipen. Het heeft dus een leerdoel. En daarmee praat ik alles goed. 

6.       Mijn kind wordt sowieso niet zo’n kind dat je nooit kan verstaan omdat ze altijd een speen in d’r mond heeft. Dag 1. Dag 1 had Sophie voor het eerst een speen in. Adios goed voornemen. 

7.       Ik haal met het topje van mijn pink snotjes uit Sophie haar neus. Meer zeg ik er niet over.

8.       Ik praat met een heel hoog stemmetje, ja ook buiten, in de derde persoon over mezelf. “Mama vindt jou zooo lief Sophie. Mama gaat jou zo eventjes een schoon luiertje omdoen”. Dat soort gekke zinnen. Veel verkleinwoorden ook! Wie ben ik geworden? 

Treurig hè, al deze confessions. En je verwacht het niet, maar er zijn ook nog een aantal dingen die ik echt nog niet gedaan heb. Benieuwd hoe lang ik het volhoud (mijn zelfvertrouwen in mijn ideale ik is compleet verdwenen). 

  1. Ik ben nog steeds niet naar een indoor speelparadijs voor kinderen      geweest. Nu is Sophie (bijna negen maanden, bijna) nog wat klein daarvoor dus eigenlijk logisch dat ik daar nog niet geweest ben. Het enige wat ze daar nu kan is aan de ballen van de ballenbak likken. En nu we het daar toch over hebben. Ik heb geen smetvrees ofzo, maar ballenbakken. Braakneigingen krijg ik ervan. Van die kleine kiddos met hun snotneuzen, waar je het slijmerige groene spul gewoon uit ziet lopen, dat soort snotneuzen weet je wel. Je hebt snotneuzen én snotneuzen. Daar zijn categorieën in. Sophie zit in de minst vieze. Eigenlijk zitten alle andere kinderen in die andere (nee lieve lezer, de jouwe niet hoor). Maar wat ik dus wilde zeggen. Zit je in een ballenbak met jouw lieve categorie-1-snotneus-kind, tussen al die categorie-2-snotneus-kinderen, die alle, maar dan ook echt alle ballen      aanraken, bah. Die raak jij dan ook aan. Ook gooit een categorie-2-snotneus een bal op je hoofd. Waar hij net nog met zijn categorie-2-snotneus-handen aan zat. En dat zit dus nu op je gezicht. Braken. Echt braken. Nee speelpaleizen, bah, bah, bah. Het is als natte frietjes in zwembaden. Bah. 

  2. De rest van wat ik me had voorgenomen nooit te doen heb ik wel al gedaan. Het is te sneu.

  3. O nee, niet waar. Ik heb nog geen caravan gekocht en geen      kampeervakantie geboekt. Ik blijf volhouden dat je gewoon met je baby lekker op vliegvakantie kan. Alle passagiers die het daar niet mee eens zijn: pas op of ik gooi een categorie-2-ballenbakbal op je hoofd. In het vliegtuig, ja. Ik ben bewapend.

Dé hippe, slanke, nooit vermoeide, joggende, feestende, coole jonge mama werd ik dus niet. Je kan je van alles voornemen als mommy-to-be, maar pas als die kleine snotneus er is leer je jezelf echt kennen als mama. Ja, ik baal er soms van dat ik niet die ideale mama ben, maar ik ben wel een hele trotse. Niet alleen op Sophie, maar ook op mijn vriend en op mezelf. Voeden we toch maar even die kleine mini op, zonder gebruiksaanwijzing (die zat er dus bij Sophie niet bij, blijft raar). 

Liefs,

ESMEE (klik hier voor haar Instagram)

Plaats een reactie