Het is januari en dat betekent dat de leerlingen ongeveer een half jaar onderwijs hebben gehad in de huidige groep. Tijd om te kijken welke stappen ze hebben gemaakt, wat ze al kennen en nog belangrijker: waar moeten ze nog op oefenen.
Waarom toetsen we?
In een schooljaar krijgen de kinderen van 3 t/m 8 een aantal toetsen. Hoe hoger de groep des te meer het aantal toetsen. Deze toetsen zijn meestal allemaal ‘methodegebonden’. Hiermee wordt er gezegd dat er een toets wordt afgenomen over iets wat al is uitgelegd. Vaak zijn dit toetsen aan het eind van een blok. Dus iets wat de kinderen dus ‘zouden moeten kennen’. Aan deze toetsen is goed te zien welke dingen van de huidige periode nog geoefend moeten worden en welke dingen lastig zijn. Door de methodetoetsen krijg je het hele jaar door inzicht in hoe een leerling het doet. Voor een kind heel behapbaar, omdat het (bijna) altijd herkenbaar voor ze is en voor een leerkracht heel fijn en inzichtelijk.
M en E toetsen
In zowel januari als in juni wordt er een andere toets afgenomen. Bij ons op school gebruiken we de toetsen van Cito. Het kan zo zijn dat de opdracht in een verhaaltje staat. Uit het verhaal moeten de kinderen een som halen, of goed luisteren, zodat ze bij het goede antwoord komen. De toetsen zijn verdeeld in M en E toetsen. M voor midden (van het schooljaar) en E voor het eind (van het schooljaar).
Scores
De scores worden verdeeld in I t/m V scores. Deze scores zijn ook gebaseerd op het gemiddelde. Een III score is het gemiddelde. I en II scores zijn voor de kinderen die weinig fouten hebben gemaakt en IV en V scores zijn voor de kinderen die het lastig vonden. Deze informatie zegt alleen nog hoe een kind een toets heeft gemaakt. Belangrijker is de foutenanalyse. Want misschien valt de leerling uit op een bepaald onderdeel en is de score makkelijk omhoog te halen door even te oefenen.
De toetsen
DMT
De wel-bekende drie-minuten-toets. De kinderen moeten drie kaarten lezen met daarop verschillende woordjes. Deze woordjes hebben niks met elkaar te maken. Ze krijgen bij elke kaart een minuut om de kaart te lezen. De leerkracht schrijft op tot hoever ze komen en waar ze fouten maken.
AVI
Avi is het niveau waarop kinderen lezen. Het eerste niveau is AVI-start en het laatste AVI-plus. Gemiddeld leest een kind die midden in groep 5 zit op avi niveau M5 (midden 5). Dit is natuurlijk maar een gemiddelde. AVI wordt getoetst door de kinderen een stukje tekst te laten lezen, hierbij wordt de tijd en het aantal fouten bij gehouden. Bij elk AVI stukje hoort een maximaal aantal fouten of tijd. Daarin zit ook nog verschil tussen beheersing (binnen de tijd gehaald en niet teveel fouten), instructie (bijna binnen de tijd behaald en niet teveel fouten) en frustratie (flink buiten de tijd behaald en/of veel fouten).
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen is makkelijk uit te leggen. De kinderen krijgen verschillende teksten die ze moeten lezen en over de tekst worden vragen gesteld. Klinkt makkelijk, maar uit ervaring weet ik toch dat dit echt een pittige toets is. Begrijpend lezen vinden veel leerlingen moeilijk. De kinderen moeten de tekst minimaal één keer lezen, en daarna nog vaak dingen in de tekst opzoeken om het juiste antwoord te vinden. Dit vraagt veel van de concentratie. De vraagstelling is soms ook best lastig. Ook zitten er lastige woorden in de tekst, dus de leerling moet ook een goede woordenschat hebben.
Begrijpend luisteren
Begrijpend luisteren lijkt op begrijpend lezen en wordt in groep 3 en 4 afgenomen. Hierbij moeten de kinderen luisteren naar een verhaal en krijgen ze daarover vragen. Komt ook weer hetzelfde bij kijken als begrijpend lezen en is dus ook best lastig!
Woordenschat
Bij de woordenschattoetsen zijn er vragen over bepaalde woorden of dingen. Soms best lastig. De woordenschattoets is niet verplicht om afgenomen te worden. De ene school kiest er wel voor en de andere niet. Ook bij woordenschat is het fijn om te weten waar de leerling ongeveer zit. Wel zie ik dit gemiddelde anders dan een gemiddelde bij bijvoorbeeld rekenen, omdat ik weet dat een aantal scholen de woorden uit de woordenschattoets oefenen. Dan wordt de uitslag natuurlijk ook helemaal niet realistisch en wordt de gemiddelde uitslag in Nederland dat natuurlijk helemaal niet. Jammer.
Spelling (werkwoordspelling)
Simpel gezegd; bij het toetsen van spelling worden er dictee’s afgenomen. De leerkracht leest de zin voor en vertelt welk woord de leerlingen moeten opschijven. Ongeveer 2 x 20/25 woorden. Werkwoordspelling (de d-jes en de t-jes) wordt vanaf groep 7 afgenomen. Net als bij spelling leest de leerkracht voor wat er moet worden geschreven. Alleen staat bij werkwoordspelling de zin ook op het papier, zodat de leerlingen de zin zelf nog eens kunnen lezen.
Rekenen
Als laatste een lastige: rekenen. Veel kinderen vinden dit veel lastiger dan de methodetoetsen, omdat er verhaaltjessommen worden gegeven. In een verhaaltjessom wordt er een verhaal vertelt waar je de som uit moet zien te halen. Heel anders dan die ‘kale’ som uit de methodetoets.
Ik wens iedereen alvast veel succes tijdens de toetsen!
LEERKRACHT RIELLE (klik hier voor haar Instagram)