Daar loop je dan. Net al filerijdend een parkeerplekje gevonden en nu klaar voor een dag vol mama’s en zwangeren. Oh, en wacht, huisvrouwen. Met zo’ n huisvrouwen trolley (snappen jullie dan wat ik bedoel), die al die waggelende zwangeren afsnijden met dat trolleyding. Maar goed, als je dat hebt overleeft gooi je nog even snel een taartje naar binnen en dan kan het beginnen: shop till you drop. Rara waar was ik? Juist, de negenmaandenbeurs. Samen met mijn moeder ging ik (toen 17 weken zwanger) helemaal los. We wisten net dat er een klein meisje in mijn buik groeide, dus jurkjes, haarbandjes, schattige blousjes, alles moest ik hebben. Het leek een perfecte dag te worden.
Ik stond net met een te schattig groen met roze broekje in mijn handen toen het gebeurde. Het leek alsof ik in mijn broek plaste. Raar, maar ik verloor wel wat meer slijm, dus ik dacht dat dit gewoon een slijm ontploffing zou zijn. Ik kon het alleen niet stoppen, dus stond ik helemaal met mijn benen gekruist nog steeds naar dat broekje te staren (kleding gaat voor alles). Mijn moeder dwong me naar het toilet, dat broekje zou later wel komen. Toen ik het hokje in ging en mijn broek naar beneden trok schrok ik me de pleuris. Bloed. Overal bloed. Veel bloed. Dit was niet goed. Gaat alles wel goed met mijn baby? Mijn kleine meisje. ..
Huilend doe ik de deur open en roep ik mijn moeder. Ze komt bij me in het hokje staan en ziet in mijn broek en in het toilet hoe veel bloed ik ben verloren. Ze schrikt. Als moeders schrikken is het nooit goed toch? Ik bel de verloskundige. “Is het meer dan één wc papiertje?” Ja… Het zijn heel veel wc papiertjes. Ze geeft me twee opties: of ik rijd nu naar huis (Brabant, dik een uur rijden) of ik ga naar de spoedafdeling van een ziekenhuis in Amsterdam. Nu werk ik ook in Amsterdam en ken ik de weg wel een beetje, dus ik kies voor dat laatste. Ik moet weten hoe het met mijn baby gaat. En dit kan ik bijna niet typen, maar ik dacht het toen wel: “Als mijn baby er nog is… ”
Terwijl ik alle happy zwangeren opzij beuk sprinten we naar de uitgang. Na heel de parkeergarage door te hebben gelopen vinden we eindelijk de auto. Ondertussen heb ik mijn vriend gebeld. Hij is in Delft en ik geef hem het advies om naar huis te gaan. Ik ga tenslotte naar de spoedafdeling, dus tegen de tijd dat hij hier is ben ik alweer klaar. Dat heeft geen zin, toch (je denkt vreemd als je in paniek bent)? Op de spoedafdeling aangekomen zitten we tussen de mensen met gebroken armen en dronken toeristen. Aan mij zie je niets. Ik kan alleen maar voor me uit staren. Ik zie voor me hoe ik hier vanmiddag weer weg ga, waarschijnlijk zonder baby in mijn buik. Ik weet ook opeens zeker wat de naam van ons meisje moet zijn. Ik app Erik (mijn vriend) dat ze Sophie heet. Dat voel ik. Hij is het hier mee eens.
Eindelijk zijn wij aan de beurt. Een meneer komt ons ophalen en wijst ons de weg naar de gynaecologie. “Je neemt de lift, gaat drie keer links, meteen rechtsaf, dan draai je met je ogen dicht een rondje, steekt de A10 over, kruipt terug, neemt een grote sprong en dan ben je er”. In ieder geval, dat is wat ik hoorde. Ik kijk mijn moeder verward aan: “Ik heb het niet begrepen hoor”. Ze kijkt terug: “Ik ook niet”. Allebei waren we totaal ergens anders met onze gedachten. De man zucht (wat een medeleven meneer), en vertelt het nog een keer. Op de gok gaan we maar en uiteindelijk hebben we het gevonden. Vraag me niet hoe.
Dan ben je er, word je op bed gelegd en weet je: binnen nu en drie minuten word ik geholpen. Dat werden dus 30 minuten (minstens). Nu had mijn moeder gelijk met ‘een bevalling heeft voorrang’, maar ik was misschien wel mijn baby verloren. Verloren. Ik trok het gewoon niet meer. Ik werd ook steeds onaardiger tegen de verpleegkundige (sorry mevrouw). “Nee ik wil niets eten”. “Nee ook niks drinken” (Grrrr). Eindelijk kwam daar de gynaecologe aan, met een stagiaire. Ze heeft een echo apparaat bij zich en zet het vrijwel meteen op mijn buik. Er klopt een hartje. Er klopt een hartje. Tranen. “Sorry dat ik huil”. Mijn moeder belt meteen Erik. “Mam, dit is wel erg onbeleefd” (maar wel het goede). Er zat nog steeds een klein meisje in mijn buik. Ik ga het ziekenhuis niet uit zonder baby. Ik ga het ziekenhuis uit met baby Sophie in mijn buik. Wat volgde waren veel onderzoeken, ook inwendige echo’s (bleh), maar geen resultaten. Ze kon niks vinden en na een paar uur mocht ik weer naar huis. Precies tijdens de spits, maar ach. Sophie zit in mijn buik. Ik moest alleen een beetje rustig aan doen de komende dagen.
Twee dagen later word ik wakker met weer veel bloed, wel minder, maar nog steeds meer dan een wc papiertje. Ik merk dat ik wat minder schrik, de vorige keer was alles nog goed. Nu vast ook. De verloskundige komt en we horen meteen het hartje kloppen. Toch moet ik naar de triage afdeling (spoed voor zwangeren). Ook daar weer ellendig lang liggen wachten. Weer volgen allerlei testen, bloed prikken, inwendig onderzoek, de hele riedel. Uiteindelijk is er nooit iets gevonden en is dit alles waarschijnlijk veroorzaakt door een gesprongen bloedvaatje. Maar man, o man, wat heb ik me leeg en ellendig gevoeld.
PS: ik had inderdaad beter naar huis kunnen rijden dan in Amsterdam gaan zitten wachten. Ach.
PPS: dat broekje heb ik uiteindelijk natuurlijk online gekocht.
PPPS: ik heb echt niet met de negenmaandenbeurs plattegrond alle shops gegoogled hoor.
Liefs,
ESMEE (klik hier voor haar Instagram)