Laat ik beginnen met mijzelf even voor te stellen. Mijn naam is Daniëlle, 30 jaar en getrouwd met mijn jeugdliefde Mart. Eind november 2016 zou ik moeder worden van onze dochter, maar zij besloot op 18 augustus al ter wereld te komen. Inderdaad, 3 maanden te vroeg. Dat een zwangerschap 9 maanden duurt, is niet voor niets. Uiteraard heeft de baby die tijd nodig, om te groeien, maar de (aanstaande) moeder heeft die tijd óók hard nodig. Je moet wennen aan het idee dat je zwanger bent, dat jouw leven gaat veranderen. Je lichaam doet van alles met hormonen en daarnaast zijn die 9 maanden ontzettend handig wat betreft de praktische kant van het krijgen van een kind. Je moet zorgen dat die baby ergens kan slapen, veilig vervoerd kan worden, dat hij of zij schone luiers, voeding, kleding, en weet-ik-het-wat-nog-meer heeft. Toch wel handig om dit binnen die 9 maanden te regelen. Je wilt niet dat je tijdens het persen nog met de klantenservice van babywinkel X aan de lijn hangt, omdat de maxicosi niet op voorraad is, geloof me.
Ik wist natuurlijk dat er een baby in mijn buik groeide, maar ik had pas net het besef dat ik écht zwanger was. Ik had nog geen één cursus gevolgd, geen informatieavond bijgewoond en we hadden nog niks in huis, behalve een pak hydrofiele luiers (omdat ik de printjes zo leuk vond). Alles wees er op, dat ik nog lang niet klaar was om een kind op de wereld te zetten. En toch vond mijn lichaam het met 26 weken mooi genoeg geweest.
Op die 18e augustus ben ik bevallen en werd ik moeder. Of, nou ja… Terwijl ik nog in bed lag, zette een team van artsen een couveuse naast me neer. In die couveuse lag het kleinste kindje dat ik ooit had gezien, mijn kindje. Ik voelde niks. Het was alsof ze mij een bijzondere steen lieten zien, terwijl ik totaal geen interesse in stenen heb. “Leg je hand maar op haar”, zei een verpleegster. Oké, dit wordt van een moeder verwacht”, dacht ik, en dus deed ik maar netjes wat mijn gezegd werd. Ik legde mijn hand op dat kleine kindje. Het leek wel een eeuwigheid te duren. O, wat wilde ik toch graag mijn hand uit die couveuse halen. Ik wilde dat kindje helemaal niet aanraken. Iedereen was overduidelijk onder de indruk van deze steen, maar mij kon het gestolen worden. Als ze mij die dag naar huis hadden gestuurd, was ik waarschijnlijk gewoon doorgegaan met waar ik gebleven was. De bevalling was voorbij, en nu was het ziekenhuishoofdstuk klaar. Alsof je voor een uitstrijkje gaat: even je kiezen op elkaar en daarna weer aan het werk, niks aan de hand. Ik moest natuurlijk blijven. Ik was de moeder, maar zo voelde ik mij niet. Ik verplichte mijzelf om iedere dag naar de NICU te gaan (red. Intensive Care voor te vroeg-, te klein of ziek geboren baby’s), dat werd immers van mij verwacht. Dan zat ik daar, naast de couveuse, met mijn handen op dat kindje. Iedere dag vertelde ik mijzelf dat, dát kindje, uit mijn buik kwam. Dat ik van dat kindje moest gaan houden. Tijdens het huid-op-huid contact (buidelen) probeerde ik een gevoel op te roepen, dat ik zou voelen dat dit mijn kindje was, dat ik het wilde beschermen. Ik wilde dat oermoedergevoel krijgen, waarvan ik dacht dat alle moeders dat automatisch kregen bij het baren van een kind.
Ik voelde me leeg, zo zonder baby in mijn buik. Ik was boos dat ik niet meer zwanger was, dat wij nu zo’n medisch spektakel hadden. Ik wilde nog helemaal geen kind hebben, niet op deze manier. Ik was er nog niet klaar voor om nu al moeder te zijn. Ik had die 9 maanden nodig, zo simpel was het. Ik was streng voor mezelf. Ik zou er álles aan doen, om te zorgen dat ik van die baby ging houden en dat ze het ging overleven. Ik zat ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds op de NICU. Bleef net zo lang bij de couveuse zitten, tot ik bijna omviel van de honger. Probeerde zo lang mogelijk te buidelen, tot ik zó nodig moest plassen dat mijn blaas er pijn van deed. Ik kolfde letterlijk al mijn energie uit me. Alles wat ik deed, deed ik voor de baby. En zodat ik me, hopelijk, minder schuldig zou voelen.
Ik ging er aan onderdoor en dus werd ik op het matje geroepen bij de verpleging. Ik moest meer tijd voor mezelf inplannen, minder fanatiek kolven, en vooral meer uitrusten.