“Ik ga even met Jackie naar de supermarkt”. Een zin die eigenlijk niet klopt. Want ‘even’ boodschappen doen is er niet bij, niet als je je kind van bijna twee jaar meeneemt tenminste. Ik trek er in ieder geval minimaal een uur voor uit -en dan reken ik van deur tot deur. Dan heb ik het dus nog niet eens over de voorbereiding in de zin van “jasje aan, schoentjes aan, oh je hebt je elastiekje weer uit je haar getrokken”…
Ik ga altijd naar twee supermarkten en bij de eerste supermarkt heeft iemand het onzinnige idee gehad om daar een indoor speeltuin naast te plaatsen (of misschien was de speeltuin er wel eerder en was iemand zo slim om er een supermarkt naast te bouwen). Anyway, telkens als we erheen rijden, denkt dochterlief dat we gaan rollenbollen op springkussens en van glijbanen af gaan roetsjen. Wat keer op keer dus weer uitdraait op een deceptie als we daar voorbij rijden en de parkeerplaats van de supermarkt op draaien. Zitten in het winkelwagentje is een schraal alternatief, maar ze doet het ervoor als zij dan het muntje er in mag doen. DEAL! F*ck, ik heb altijd weer net een kar te pakken waar al een muntje in vast zit. Drama. Dit is een bericht aan alle supermarkten van Nederland: zorg dat dit soort karretjes met spoed worden gerepareerd of verwijderd. Dank u.
We pakken gauw een ander karretje. Oké muntje erin, madame zit en het boodschappenavontuur kan beginnen. Waarom ligt fruit altijd meteen vooraan? Jackie is gek op fruit en wil alles hebben en vasthouden. Nou ja, kiwi’s zullen wel geen kwaad kunnen toch? Ik geef haar een bakje met zes kiwi’s en pak snel al het andere fruit dat we nodig hebben. Ondertussen hoor ik Jackie “kiwi proeven” zeggen. Huh? Kiwi proeven? Ik ren terug naar het wagentje waar Jackie met haar vinger gaatjes heeft geprikt in de kiwi’s. Die eten we thuis dan wel meteen op. Alle zes… We vervolgen onze rit door de supermarkt, ik ken inmiddels gelukkig feilloos de weg en dat komt goed uit, want Jackie is het zat aan het worden; “Mama betalen?” roept ze een keer of 15 door de hele winkel. Uhm ja, volgens mij hebben we alles. We komen aan bij de kassa en Jackie wil me graag helpen met de spullen op de band te leggen. Mijn hersenen werken ondertussen in razendsnel tempo: wat kan ik geven wat niet kapot kan, te zwaar is of open kan gaan? Ik geef haar een zak chips die ze vervolgens met een knal op de band gooit. Doei chips, hallo kruimels. Als alles op de band ligt, heeft Jackie alweer een nieuw verzoek: “Drukken?” . “Ja je mag op het groene OK-knopje van het pin-apparaat drukken lieverd.” Maar mevrouw is nog steeds niet tevreden, want ze uit alweer haar volgende wens: “Rozijntjes?” . “Nee schatje, dat is niet bij deze supermarkt, die krijg je bij de volgende.” Oke, 1 down, 1 to go.”
Op naar supermarkt nummero 2. Hier mag Jackie zelf een klein karretje duwen. Wat een feest! Alleen moet ik nu extra alert zijn dat ze geen dingen ongemerkt in de kar gooit. “Nee liefje, leg maar terug, die inlegkruisjes heb jij niet nodig” En dan gaan we nu naar rechts. Oh, mevrouw wil per se naar links. Weer drama. Ze gaat op de grond liggen en heel hard huilen. Nadat ik haar besluit te negeren, staat ze een paar minuten later op en gaat ze rennen, heel hard rondjes rennen en ik er achteraan. De hele supermarkt geniet ondertussen mee van ons kat-en-muis spel. Sommigen kijken me meewarig aan, bij anderen zie ik een glimlach of een blijk van herkenning. Yes! Ik heb d’r te pakken. Laten we snel richting de kassa gaan, dan zit het er weer op voor deze week. Eenmaal bij de kassa roept Jackie inderdaad weer om de rozijntjes. “Nee schatje, zo vragen we dat niet.” “Mama, mag ik rozijntjes?” . “Dat moet je aan die mevrouw vragen.” Om me vervolgens tot de dame achter de kassa te richten. Ik kijk haar aan – gloeiend van trots op mijn zo welopgevoede dochter (ahum) en tegelijkertijd hoopvol (smekend?). Waarop ze doodleuk zegt: “Sorry de rozijntjes zijn op…”